Wat is pijnbestrijding via een spinaal katheter?

Bij spinale pijnbestrijding worden pijnstillers (meestal morfine in combinatie met andere pijnstillende geneesmiddelen) via een slangetje, katheter genoemd, in de spinale ruimte (intrathecale ruimte) van het ruggenwervelkanaal gebracht. De spinale ruimte is de ruimte waar de ruggenmergvloeistof zich bevindt. Met een infusiepomp is het mogelijk de pijnstillers in de ruggenmergvloeistof toe te dienen.
Bij deze pijnbestrijding kan vaak de pijnbestrijding door middel van tabletten, zetpillen, capsules, pleisters en drankjes worden afgebouwd. De onaangename bijwerkingen zijn daarom ook minder.

intrathecaleruimte

Behandeling

Met een holle naald wordt voorzichtig tussen de ruggenwervels geprikt tot in het wervelkanaal. Als de naald op de goede plaats zit, wordt de katheter door de naald enkele centimeters in de spinale ruimte van het ruggenwervelkanaal opgeschoven. Dit opschuiven kan gepaard gaan met een onaangename prikkeling van de zenuwen in de bil of de benen.
Wanneer de katheter ver genoeg zit, wordt de holle naald teruggetrokken. De katheter blijft dan achter. Vervolgens wordt deze onder de huid naar de buik of de schouder geleid in een aantal stappen. Dat wordt tunnelen genoemd.
De plaatsen waar de katheter naar binnen gaat en weer naar buiten komt worden verdoofd.
Het uiteinde van de katheter is met een koppelstukje en bacteriefilter via een verbindingsslang verbonden met een spuit in een infusiepomp. In de spuit bevindt zich een medicatieoplossing van één of meer pijnstillers.
Tenslotte worden de plaatsen waar geprikt is met pleister afgeplakt. Deze pleisters mogen er na enkele dagen af in overleg met de pijnverpleegkundige, die dagelijks de wondjes controleert.
De plaats op de buik of schouder waar het slangetje naar buiten komt, de uittredeplaats, wordt afgeplakt met een doorzichtige en waterbestendige folie. Deze folie blijft nodig zolang gebruik gemaakt wordt van spinale pijnbestrijding.

Bijwerkingen/complicaties

  • Tijdens het inbrengen van de katheter kan een onaangename prikkeling van de zenuwen optreden. Als de katheter op zijn plaats ligt, verdwijnt die prikkeling.
  • Als er een plaatselijk verdovend middel in de pomp zit kan er krachtsverlies in de benen optreden.
  • De eerste uren na de behandeling is het mogelijk dat u niet kunt plassen. Soms is het nodig om tijdelijk een slangetje in de blaas, een blaaskatheter, in te brengen om de urine op te vangen. Soms is een blijvende blaaskatheter nodig.
  • De medicatie die tijdens de procedure wordt gegeven, kan sufheid, misselijkheid en duizeligheid veroorzaken, deze zijn van tijdelijke aard.
  • De bijwerkingen van morfine zullen eerder afnemen dan toenemen, omdat via deze behandelmethode minder morfine gegeven kan worden met beter resultaat.
  • Liquorlek: Na het plaatsen van de katheter in de spinale ruimte kan er ruggenmergvloeistof (liquor) langs de katheter blijven lekken. Hier kunt u hoofdpijnklachten van krijgen, die met name optreden als u gaat zitten. Meld dit bij de pijnarts of pijnverpleegkundige. Meestal zijn de klachten na een aantal dagen over, als deze klachten blijven bestaan, kan hiervoor behandeling nodig zijn.
  • Infectie in het ruggenwervelkanaal via de katheter (hersenvliesontsteking of meningitis) treedt zelden op. Een dergelijke infectie gaat gepaard met koorts, hoofdpijn en nekstijfheid. U moet onmiddellijk de (huis)arts waarschuwen bij deze verschijnselen.
  • Bloeding in het ruggenwervelkanaal treedt zelden op. Als er sprake is van een bloeding gebeurt dit meestal na het plaatsen van de spinaal katether. Dit kan gepaard gaan met rugpijn en toenemend kracht- of gevoelsverlies in de benen. U moet onmiddellijk de (huis)arts waarschuwen bij deze verschijnselen.