Wat is het piriformis syndroom?

Bij het piriformis syndroom is er vooral sprake van een stekende pijn in de bilregio. Dit ontstaat doordat een grote zenuw (nervus ischiadicus) die vanuit de onderrug, via de bil naar het been toe loopt, geïrriteerd raakt. Deze zenuw loopt in de bilregio tussen meerdere diep gelegen bilspieren, waarvan de piriformis spier er één is. Doordat de piriformis spier aangedaan is, kan de zenuw geïrriteerd raken, wat uiteindelijk leidt tot pijnklachten in de bil en soms ook uitstralend naar het been.

Symptomen

  • Pijn in de bil, vaak diep van binnen, bij zitten. Dit is het meest voorkomende symptoom.
  • Drukpijn in het midden van de bil
  • Pijn aan de heup of uitstralende pijn aan de achterkant van het been.
  • De pijn verergert na lange tijd zitten, lopen of rennen
  • De pijn neemt af nadat men is gaan liggen op de rug.

Normaal gesproken is er geen sprake van rugpijn. De pijn zit meestal aan één zijde, maar kan ook aan beide kanten tegelijkertijd voor komen.

Oorzaken

Er zijn een paar veel voorkomende oorzaken van het piriformis syndroom:

  • Verdikking van de piriformis spier
  • Verkorting van de piriformis spier
  • Hoge spanning van de piriformis spier

Deze oorzaken kunnen bijvoorbeeld het gevolg zijn van overbelasting, een ongeluk, een val of een standsafwijking in het lichaam.

Een andere oorzaak is een afwijkend verloop van de nervus ischiadicus:

  • De zenuw loopt onder de piriformis spier
  • De zenuw is gesplitst en er loopt een deel door en een deel onder de piriformis spier
  • De zenuw is gesplitst en er loopt een deel boven en een deel onder de piriformis spier
  • De gehele zenuw loopt door de piriformis spier
  • De zenuw is gesplits en een deel loopt boven en een deel loopt door de piriformis spier

Zeer zeldzame oorzaken van het piriformis syndroom zijn bijvoorbeeld: vochtophoping (oedeem), verklevingen, littekenweefsel.

Risicofactoren

Risicofactoren voor het krijgen van het piriformis syndroom zijn leeftijd en geslacht. Het syndroom komt het meest voor bij mensen rond het 40e levensjaar en vrouwen hebben meer kans het syndroom te ontwikkelen dan mannen.

Diagnose

De diagnose wordt gesteld op basis van de klachten die iemand vertelt en lichamelijk onderzoek. Soms is het nodig om aanvullend onderzoek te doen, zoals een zenuwgeleidingsonderzoek. De klachten kunnen per persoon verschillen en tevens lijken ze op de klachten die voorkomen bij een hernia, waardoor soms niet direct de diagnose piriformis syndroom wordt gesteld.

Behandeling

Afhankelijk van de resultaten van het gesprek en het lichamelijk onderzoek door de arts, kan de behandeling bestaan uit fysiotherapie, medicijnen of een pijnblokkade.

De eerste stap in de behandeling zal meestal conservatief zijn. Dit houdt in dat er eerst geprobeerd zal worden de klachten te laten verminderen / verdwijnen door middel van rust in combinatie met:

  • Fysiotherapie gedurende meerdere weken. De fysiotherapeut zal door middel van bepaalde oefeningen de piriformis spier proberen op te rekken en de overige spieren in de bil-, heup- en bekkenregio proberen sterker te maken.
  • Medicatie: Hierbij wordt meestal gestart met paracetamol, vaak in combinatie met een NSAID (Bijv diclofenac, Naproxen of Ibuprofen). Deze middelen hebben een pijnstillende en ontstekingsremmende werking.

Bij de meeste patiënten is bovenstaande behandeling effectief. Als dit echter onvoldoende helpt, kan een pijnblokkade een mogelijkheid zijn.

  • Injectie: Hierbij wordt met behulp van de echo de piriformis spier in beeld gebracht en zal er een lokaal verdovingsmiddel worden ingespoten samen met een ontstekingsremmer.
  • Injectie van botox: hierbij wordt, eveneens met behulp van de echo, botox in de piriformis spier gespoten waardoor de spier ontspant. Botox werkt ongeveer 3 maanden en het zou dus kunnen dat de klachten na 3 maanden terugkeren.

Preventie

Er zijn geen specifieke maatregelen om het piriformis syndroom te voorkomen.